Wij stellen u voor om dit jaar de OZB-opbrengst, bovenop de areaaluitbreiding, met de inflatiecorrectie van 3,25% te verhogen. Elk jaar worden nieuwe taxatiewaarden gehanteerd, voor 2020 de waarden per 1 januari 2019. Op dit moment zijn de waardeontwikkelingen nog niet bekend, maar net als bij de vorige taxatierondes is het uitgangspunt dat deze herwaardering op zich geen invloed mag hebben op de totale te realiseren belastingopbrengst. Ook de belastingdruk tussen woningen enerzijds en niet-woningen anderzijds zal hierdoor niet wijzigen. Maar als gevolg van de hertaxatie kan de aanslag per object, afhankelijk van de waardeontwikkeling, natuurlijk wél meer of minder afwijken van het gemiddelde stijgingspercentage van 3,25%.

Voor de roerende-zaakbelasting worden dezelfde uitgangspunten gehanteerd als bij de onroerende-zaakbelastingen zodat ook hier een stijgingspercentage van 3,25% wordt toegepast.

De precariobelasting wordt verhoogd met het inflatiepercentage van 3,25%.

Het tarief voor de parkeerbelasting (het parkeren op straat) wordt verhoogd met de door de gemeente voor alle belastingen vastgelegde jaarlijkse indexering van 3,25%. Doordat de parkeertarieven worden afgerond, leidt de indexering in de praktijk niet altijd tot hogere parkeertarieven. En in sommige gevallen leidt dit juist tot een stijging meer dan 3,25% indien in voorgaande jaren een parkeertarief door de afronding niet was verhoogd. De verhoging is dan uitgesteld en wordt nu alsnog meegenomen.

Het tarief wordt voor 2020 verhoogd met het inflatiepercentage van 3,25%.

De lasten van de afvalstoffeninzameling nemen in 2020 onder meer toe door autonome ontwikkelingen (kostenstijgingen AVU en RMN, onder andere verwerkingskosten en verbrandingsbelasting), indexering en incidentele kosten. De totale kosten stijgen met ongeveer € 900.000 in vergelijking met vorig jaar en komen voor 2020 uit op ongeveer € 6,9 mln.
Een week na vaststelling van deze begroting worden de zienswijzen op de begrotingswijzigingen RMN en AVU besproken.  In de bovenstaande berekening is reeds rekening gehouden met kostenstijgingen voor de RMN en AVU conform de conceptbegrotingen van beide organisaties. Indien finale besluitvorming daarover tot gewijzigde cijfers leidt zal dit in de definitieve tariefberekening worden meegenomen.
In de kosten voor 2020 zijn tevens incidentele lasten opgenomen in het kader van het grondstoffeninzamelplan. Dit betreft onder andere kosten voor afvalcoach, toezicht, communicatie en uitvoering van motie 80. Deze incidentele kosten bedragen in totaal € 274.100. Voorgesteld wordt deze incidentele kosten te dekken uit de voorziening.
De structurele kostenverhogingen (o.a. RMN en AVU)  leiden dan tot een tariefstijging van 8%. Het dekkingspercentage komt hiermee uit op 100% voor de structurele kosten. Hiermee zorgen we  dat de structurele kosten gelijk op lopen met de baten. Ten opzichte van de totale kosten voor de afvalinzameling wordt de dekkingsgraad 96%.

Voor 2021 staat een investering gepland voor ondergrondse containers. De lasten voortkomend uit deze investering zullen terug komen in de vaststelling van het tarief voor 2021. We voorzien dat in de toekomst de kosten voor verwerking nog meer gaan stijgen. met alle effecten voor het tarief en de hoogte van de voorziening van dien.
Bij de berekening van het tarief wordt een differentiatie aangebracht door onderscheid te maken tussen één- en meerpersoonshuishoudens, waarbij het tarief van een éénpersoonshuishouden wordt gesteld op 70% van het tarief voor een meerpersoonshuishouden, ervan uitgaande dat een deel van de kosten niet afhankelijk is van de omvang van het huishouden. Het tarief voor een meerpersoonshuishouden bedraagt € € 264,48 voor een éénpersoonshuishouden € 185,14. Voor aanvullende diensten (het hebben van een extra container, afval aanbieden op het afvalbrengstation) worden daarnaast apart kostendekkende tarieven in rekening gebracht.
In onderstaande tabel wordt aangegeven welke lasten van welke taakvelden toegerekend worden aan het tarief en wat dit voor het tarief betekent.

De lasten van de riolering nemen in 2020 onder meer toe door indexering. Deze ontwikkelingen leiden ertoe dat de rioolheffing wordt verhoogd met 2%, waardoor het dekkingspercentage voor 2020 uitkomt op 99%. Daarnaast wordt voorgesteld € 48.000 te onttrekken aan de tarievenegalisatievoorziening. In de najaarsnota 2019 wordt voorgesteld een bedrag van € 100.000 te storten in de voorziening.

Vanuit het principe de vervuiler betaalt, wordt de gebruiker van het perceel aangeslagen, niet de eigenaar. Er wordt een vastrecht geheven met daarnaast, bij een waterverbruik van jaarlijks meer dan 300 m³, een toeslag per m³ boven de 300m³. Dat betreft slechts enkele procenten van het totaal aantal aansluitingen. Om toch een eenvoudige differentiatie te kunnen aanbrengen bij de huishoudens wordt onderscheid gemaakt tussen één- en meerpersoonshuishoudens, waarbij het tarief van een éénpersoonshuishouden wordt gesteld op 70% van het tarief voor een meerpersoonshuishouden. Voor 2020 bedraagt het tarief voor een meerpersoonshuishouden € 179,16 en voor een éénpersoonshuishouden € 125,41.

Er is geen tarievenegalisatievoorziening meer, de voor- of nadelen komen direct ten gunste dan wel ten laste van de algemene middelen. In de praktijk neemt het aantal begravingen af, ten gunste van crematies, dit is een landelijke tendens.
Er wordt op termijn gestreefd naar kostendekkendheid, maar in de praktijk fluctueren de inkomsten jaarlijks. Gezien de lage kostendekkendheid wordt voorgesteld het tarief te verhogen met 6%.

De tarieven van de bouwgerelateerde WABO-leges zijn sinds de laatste wijziging kostendekkend gemaakt en blijven ook het komende jaar ongewijzigd. Jaarlijks fluctueren de opbrengsten én de lasten, afhankelijk van de bouwprojecten die zich jaarlijks aandienen. Bovendien strekken de lasten bij grote bouwprojecten zich uit over meerdere jaren, terwijl de baten daarvan binnen één jaar binnenkomen. Maar over een langere periode zijn de huidige tarieven kostendekkend. Mede hiervoor is bij de jaarrekening 2018 een reserve Wabo ingesteld ter egalisering van de baten en lasten. De tarieven hoeven niet aangepast te worden aan de inflatie omdat de opbrengsten automatisch stijgen met de bouwsom die zelf al onderhevig is aan indexatie.  
In onderstaande tabel wordt de kostenopbouw van de bouwgerelateerde leges zichtbaar gemaakt. Uit pragmatische overwegingen wordt de kostenonderbouwing van alle overige leges niet zichtbaar gemaakt in deze paragraaf.

De overige leges worden verhoogd met de inflatiecorrectie van 3,25%.

In de onderstaande tabel treft u een vergelijking aan van de Nieuwegeinse tarieven met die van de omliggende gemeenten. Hieruit blijkt dat de rioolheffing en de OZB onder het landelijk gemiddelde zullen liggen. Deze liggen ook onder het regionaal gemiddelde. De afvalstoffenheffing ligt boven deze gemiddelden.

Bron: www.coelo.nl

De opbrengst van de gemeentelijke heffingen bedraagt 16% van de totale gemeentelijke inkomsten. Ongeveer 85% van deze opbrengst wordt gerealiseerd via de OZB, de afvalstoffen- en de rioolheffing. Deze drie heffingen bepalen de zogenaamde lokale lasten voor de burgers. Deze stijgen in Nieuwegein voor een meerpersoonshuishouden met ongeveer 5%.

Kwijtschelding is mogelijk voor afvalstoffenheffing, rioolheffing, OZB en roerende-zaakbelastingen. Voor de laatste twee wordt overigens zelden kwijtschelding verleend. Voor de kwijtschelding worden de ruimst mogelijke landelijke normen gehanteerd zoals de VNG die heeft opgesteld. Daarbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van automatische kwijtschelding.

Het aantal huishoudens waaraan kwijtschelding wordt verleend, is de afgelopen jaren gedaald, vooral als gevolg van de economische omstandigheden. Door de aantrekkende economie verwachten we dat dit zo blijft. In totaliteit wordt voor 2020 uitgegaan van een bedrag van ongeveer € 670.000, dat zal worden kwijtgescholden aan circa 1.900 huishoudens.